Mijn groottante Julia Huyghe had een dagboek tijdens de Eerste Wereldoorlog. Hierin noteerde ze nauwkeurig waar ze was op welke dag, wie er bij haar moeder, broer en haar kwam inwonen (vluchtelingen) en voor welke Duitse soldaten ze onderdak moesten verschaffen.
Op basis van dit dagboek werd dit artikel geschreven voor het gemeentelijk krantje De Standaar van november 2016. De dagboeknotities werden aangevuld met militaire gegevens. Deze werden opgezocht en uitgeschreven door Kevin Breyne. De foto's komen uit het familiealbum van de familie Huyghe - Laleman.
Julia Huyghe 1917 |
Eerste wereldoorlog - Staden
Julia Huyghe is twintig jaar oud als de Duitse troepen de avond van Schuwe Maandag (19 oktober 1914) met bruut geweld Staden binnenvallen. Ze is – in tegenstelling tot vele andere inwoners – niet halsoverkop vertrokken toen de Stadenaars het gehavend Belgische leger zagen voorbijtrekken richting de IJzer, maar is thuisgebleven met haar broer Jules (24) en moeder, de weduwe Romanie Laleman (65), in de Diksmuidestraat 33 (in een huis waar nu de firma Trybou is, de Diksmuidestraat begon pas aan het kruispunt met de huidige Charles Ampestraat).
Julia Huyghe en moeder Romanie Laleman |
De Duitsers executeren burgers op de Mispelaareik
Op dinsdagochtend 20 oktober 1914 staat een groot deel van het dorp nog in brand en de familie Huyghe ziet mensen van “deplatse” wegvluchten. De families van Theresia Proot en Felix Terrijn komen bij de familie Huyghe schuilen. Niet veel later sluiten Julia’s oom August Laleman en zijn gezin zich ook bij het gezelschap aan. Als ze rond 7.30 u. ’s morgens Duitsers zien aankomen, gaat het twaalftal schuilen in de kelder.
Heel wat soldaten komen eten vragen en aangezien de gevechten voorbij lijken te zijn, gaat de familie Proot terug naar huis. ’s Namiddags houdt ook August Laleman het voor bekeken in de kelder en hij gaat terug naar zijn koeien. De familie zal hemniet meer levend terugzien, want hij wordt ’s anderendaags met 16 anderen door de Duitsers geëxecuteerd op de Mispelaareik. Ze werden valselijk beschuldigd van op de Duitse soldaten geschoten te hebben. De graven van de slachtoffers bevinden zich nog steeds op de gemeentelijke begraafplaats.
Familie vlucht van Staden naar Hooglede.
Als de familie Huyghe in de late namiddag hoort hoe de Duitsers gedreigd hebben de ouders van André Geldhof te vermoorden als ze geen geld gaven, besluit ze samen met de familie Terrijn en Geldhof naar Hooglede te trekken. Ze verblijven daar bij Nathalie Ostyn, de weduwe van Petrus Laleman (broer van moeder Romanie en August Laleman) die op St.-Jozef De Geite woont. Als ze op donderdag 22 oktober even naar Staden terugkeren, zien ze heel wat afgebrande huizen. Broer Jules gaat vanaf dan elke dag op en af om de koeien te verzorgen. Op zaterdag ziet hij op de Mispelaareik de lijken van de geëxecuteerde burgers, met daarbij zijn oom August.
Terugkeer naar Staden
Na acht nachten keren Julia, Jules en Romanie naar Staden terug.
Blijkbaar is hun huis lelijk toegetakeld want moeder en dochter poetsen van woensdag tot vrijdag het huis. Intussen verblijven ze in de Handzamestraat 81 bij Cyriel Laleman, zoon van Petrus en Nathalie Ostyn. Pas op zaterdag 7 november 1914 wonen ze terug in hun eigen huis en begint hun samenleven met de Duitse bezetter.
Opvang van vluchtelingen en Duitse soldaten bij de familie Huyghe
Op 16 mei 1916 begint Julia haar herinneringen aan de Duitse inval en de inkwartieringen te noteren. Ze heeft nauwgezet bijgehouden welke soldaten wanneer bij hen ingekwartierd zaten.
Het is riskant wat ze doet, want ze noteert niet alleen de namen van de soldaten maar ook hun regiment, divisie en Armeekorps. Mocht de bezetter haar schriftje gevonden hebben, dan hing haar ongetwijfeld een veroordeling als spionne boven het hoofd.
Op 12 november 1914 komen de eerste soldaten en ook paarden ten huize Huyghe aan. In november en december worden vooral soldaten (en paarden) van de 44ste Artillerie Munitionskolonne (44ste divisie van het 22ste DArmeekorps) bij hen ingekwartierd. Daar zijn o.a. een zekere Karel, Klein, Herreman en Joseph bij. Met Kerstmis en Nieuwjaar verblijven er drie officieren en drie soldaten bij de familie Huyghe.
Hoe de Duitsers de feestdagen in Staden beleven, lezen we in het regimentsdagboek van Reserve Infanterie Regiment 237:
Uit de Heimat zijn wagens vol geschenken aangekomen. Vooral onze garnizoensstad Trier heeft rijkelijk aan ons gedacht. Voor de eerste keer krijgen de mannen grote pakketten van hun families. Er komen ook veel pakketjes aan voor mannen die al gesneuveld of vermist zijn. Hun pakketjes worden tussen de overlevenden verdeeld.
In de verschillende compagnieën vinden kerstfeestjes plaats. Daarbij worden de vele geschenken die onder eengrote dennenboom liggen door de compagnieleiders uitgedeeld. Dankbaar denken we aan de Heimat. Gezamenlijk klinkt uit onze rauwe kelen het lied “StilleNacht”, terwijl we met vochtige ogen naar de brandende boom kijken. Vanuit de bataljonsslagerij en -bakkerij krijgen we Duitse bier, worst en een kerststollen. De bataljonscommandanten komen bij de compagnieën op bezoek en houden een korte toespraak. Zo zitten we een paar uur samen, de officiers zitten bijhun mensen, we spreken over de gesneuvelde kameraden, over onze belevenissen, ook over de hoop op de toekomst. Ook in de verschillende kwartieren hebben onze mensen de dennenboom “aangestoken”, wat door de Stadenaars, die zoiets voor het eerst zien, wordt bewonderd.
Of ook Julia dan voor het eerst een kerstboom ziet, heeft ze niet in haar dagboek vermeld. In de eerste vier maanden van 1915 moet de familie veel soldaten huisvesten van de Reserve Infanterie Regimenten 213, 214 en 215, de troepen die Staden in oktober ’14 moordend en brandstichtend zijn binnengetrokken.
Andere opmerkelijke gasten zijn soldaten van het Luftschiffer Battaillon Stollwerk (4de compagnie). Onderofficier Paul Adam en zijn mannen (o.a. Gustave Emil, Hendrik, Frederik en Hoffeman) verblijven tussen 19 januari en 8 april in totaal 43 dagen in de Diksmuidestraat. Luftschiffer bemanden de kabelballons die de frontlijn moesten observeren.
Op 23 april 1915 komen andere gasten aan ten huize Huyghe. De Duitsers hebben een dag voordien voor de eerste keer gas gebruikt tussen Steenstraete en Langemark en de gevechten brengen een nieuwe stroom van vluchtelingen op gang. De Huyghe's vangen tot 1 juni 1915 een zekere Emil Steverlynck op. De “Vanackers” blijven er tot 17 augustus.
Julia schrijft daarover in haar dagboek:
Wij hebben betaald den 16sten Mei 1915 aan een 1 fr daags met 4 personen was 23 fr en dan alle voort 6 fr dus den 8sten oogst was het 95 fr de laatste week niet betaalt en den Dinsdag den 17sten weg 7 dagen nog te achteren anders het ware 102 geweest)…
In die hele periode worden geen Duitse soldaten ingekwartierd, wel een aantal wagens van de Artillerie Munitionskolonnes.
Als de vluchtelingen weg zijn, komen ook de mannen van de 56ste Artillerie Munitionskolonne terug overnachten. Van november 1915 tot februari 1916 komen er weer soldaten van RIR 214 langs, zij verblijven er 30 dagen in bijna vier maanden tijd. O.a. Feldwebel Kletstre, Sanitätsoffizier Walter Lemke, Soldat Michel Schmits, Unteroffizier Emil Albertt en Feldwebels Franz. Henri. Michet en Johan Hoffemann blijven er slapen. Tussen 26 maart 1916 en 26 juli 1916 zijn dat Leutnant Hans Kunkel en Soldat Nikolaus Unser van RIR 237. Julia kan zelfs het traject van die twee in die vier maanden weergeven: Staden – Steenstraete – Staden – Steenstraeete – Staden – Steenstraete – Rousselare – Steenstraete – Staden – (Gent) – Rousselare. Daarna vertrekken ze volgens Julia naar Rusland.
En dan moet de familie elf maanden geen soldaten meer in huis opnemen.
Julia Huyghe, Hoogdag van Pasen, 1916 |
Sinds februari 1916 proberen de Duitsers bij Verdun
het Franse leger uit te putten en op 1 juli1916 zijn de Britten in de Sommestreek ten aanval getrokken. De Duitsers hebben dus in Frankrijk heel veel manschappen nodig en dus worden er minder soldaten in de Ieperboog ingezet, waardoor er ook in Staden blijkbaar minder manschappen worden ingekwartierd.
Tot juni 1917… De Britten laten op 7 juni 1917 negentien mijnen onder de Duitse stellingen tussen Hill 60 (Zillebeke) en Ploegsteert bos ontploffen. Deze Mijninslag bij Mesen is het begin van de Derde Slag om Ieper. De Duitsers beseffen dat het menens is en gaan onmiddellijk schuiven met hun troepen.
Julia schrijft in haar dagboek:
Vrijdag namiddag om 4 uren, zijnde den 8 Juni, de Artillerie Munetionskolonne N° 78 toegekomen (9 Batterie, 3 Abt.) 2 Unteroffizers, 4 peerden, 2 mannen, tezamen 4. Donderdag den 14sten Juni nog1 Unteroffizers er bij en 5 mannen. Zondag namiddag om 3 uren vertrokken, zijnde den 17sten Juni 1917 dus 10 dagen hier geweest.
Hier stopt Julia’s dagboek.
juli 1917 : vluchten?
Eind juli horende Stadenaars van burgemeester Ampe dat het dorp ontruimd moet worden. Als de weinige Stadenaars die nog in het dorp leven het nieuws van de verplichten ontruiming horen, slaan ze op de vlucht richting Hooglede. Op 27 juli verzamelen inwoners uit de hele frontstreek met max. 25 kg bagage aan het station van Staden en ze worden naar de streek van Ninove en Halle gebracht.
Ook een aantal Stadenaars stappen op deze trein. De allerlaatste Stadenaars vertrekken op 28 juli net als de Duitse soldaten, die in Hooglede ingekwartierd worden. Julia, Jules en moeder Romanie vluchten waarschijnlijk, net zoals andere Stadenaars, naar Zwevezele.
Terug naar (t)huis?
Na de oorlog keert de familie Huyghe naar Staden terug en bouwen ze een nieuw huis in de Diksmuidestraat.
Jules Huyghe trouwt in 1923 met met Alice Casier, hetzelfde jaar
van het overlijden van zijn moeder Romanie Laleman.
Jules en Alice blijven wonen in het nieuwe huis (dat er nu nog staat) waar ze een winkel hebben met naaigerief en stoffen e.d. Ze
hebben ook dieren in hun stallen en een grote boombaard (waar nu huizen op staan).
Jules Huyghe en Alice Casier |
In 1934 wordt Julia Huyghe huishoudster bij Priester Marcel Jozef-Maria Van de Sompele.
Hij is tot priester gewijd te Brugge op 28 december 1934. Hij was onderpastoor te Le Bizet, daarna in De Panne en vervolgens in Aartrijke. Hij is priester geweest in Moerkerke vanaf 10 september 1938 en vanaf 17 juli 1957 te Passendale. Hij ging op rust op 1 september 1968. Marcel overleeft te Wakken op 15 april 1977. De familie heeft weet van haar verblijf bij deze priester in De Panne en in Aartrijke.
Julia wordt tijdens de Tweede Wereldoorlog ziek en gaat bij haar broer Jules in Staden inwonen. Maar de zorg voor de kinderen en tante Julia wordt het gezin te zwaar en Julia wordt opgenomen in het oudemannenhuis van Staden. Ze overlijdt op 21 september 1944, net na de bevrijding. Ze was net 50 jaar geworden.