dinsdag 22 november 2016

Julia Huyghe, zus van mijn opa Jules Huyghe

Mijn groottante Julia Huyghe had een dagboek tijdens de Eerste Wereldoorlog. Hierin noteerde ze nauwkeurig waar ze was op welke dag, wie er bij haar moeder, broer en haar kwam inwonen (vluchtelingen) en voor welke Duitse soldaten ze onderdak moesten verschaffen.
Op basis van dit dagboek werd dit artikel geschreven voor het gemeentelijk krantje De Standaar van november 2016. De dagboeknotities werden aangevuld met militaire gegevens. Deze werden opgezocht en uitgeschreven door Kevin Breyne. De foto's komen uit het familiealbum van de familie Huyghe - Laleman.

Julia Huyghe 1917


Eerste wereldoorlog - Staden

Julia Huyghe is twintig jaar oud als de Duitse troepen de avond van Schuwe Maandag (19 oktober 1914) met bruut geweld Staden binnenvallen. Ze is – in tegenstelling tot vele andere inwoners – niet halsoverkop vertrokken toen de Stadenaars het gehavend Belgische leger zagen voorbijtrekken richting de IJzer, maar is thuisgebleven met haar broer Jules (24) en moeder, de weduwe Romanie Laleman (65), in de Diksmuidestraat 33 (in een huis waar nu de firma Trybou is, de Diksmuidestraat begon pas aan het kruispunt met de huidige Charles Ampestraat).

Julia Huyghe en moeder Romanie Laleman


De Duitsers executeren burgers op de Mispelaareik

Op dinsdagochtend 20 oktober 1914 staat een groot deel van het dorp nog in brand en de familie Huyghe ziet mensen van “deplatse” wegvluchten. De families van Theresia Proot en Felix Terrijn komen bij de familie Huyghe schuilen. Niet veel later sluiten Julia’s oom August Laleman en zijn gezin zich ook bij het gezelschap aan. Als ze rond 7.30 u. ’s morgens Duitsers zien aankomen, gaat het twaalftal schuilen in de kelder.
Heel wat soldaten komen eten vragen en aangezien de gevechten voorbij lijken te zijn, gaat de familie Proot terug naar huis. ’s Namiddags houdt ook August Laleman het voor bekeken in de kelder en hij gaat terug naar zijn koeien. De familie zal hemniet meer levend terugzien, want hij wordt ’s anderendaags met 16 anderen door de Duitsers geëxecuteerd op de Mispelaareik. Ze werden valselijk beschuldigd van op de Duitse soldaten geschoten te hebben. De graven van de slachtoffers bevinden zich nog steeds op de gemeentelijke begraafplaats.



Familie vlucht van Staden naar Hooglede. 

Als de familie Huyghe in de late namiddag hoort hoe de Duitsers gedreigd hebben de ouders van André Geldhof te vermoorden als ze geen geld gaven, besluit ze samen met de familie Terrijn en Geldhof naar Hooglede te trekken. Ze verblijven daar bij Nathalie Ostyn, de weduwe van Petrus Laleman (broer van moeder Romanie en August Laleman) die op St.-Jozef De Geite woont. Als ze op donderdag 22 oktober even naar Staden terugkeren, zien ze heel wat afgebrande huizen. Broer Jules gaat vanaf dan elke dag op en af om de koeien te verzorgen. Op zaterdag ziet hij op de Mispelaareik de lijken van de geëxecuteerde burgers, met daarbij zijn oom August. 

Terugkeer naar Staden
Na acht nachten keren Julia, Jules en Romanie naar Staden terug.
Blijkbaar is hun huis lelijk toegetakeld want moeder en dochter poetsen van woensdag tot vrijdag het huis. Intussen verblijven ze in de Handzamestraat 81 bij Cyriel Laleman, zoon van Petrus en Nathalie Ostyn. Pas op zaterdag 7 november 1914 wonen ze terug in hun eigen huis en begint hun samenleven met de Duitse bezetter.

Opvang van vluchtelingen en Duitse soldaten bij de familie Huyghe

Op 16 mei 1916 begint Julia haar herinneringen aan de Duitse inval en de inkwartieringen te noteren. Ze heeft nauwgezet bijgehouden welke soldaten wanneer bij hen ingekwartierd zaten.

Het is riskant wat ze doet, want ze noteert niet alleen de namen van de soldaten maar ook hun regiment, divisie en Armeekorps. Mocht de bezetter haar schriftje gevonden hebben, dan hing haar ongetwijfeld een veroordeling als spionne boven het hoofd.

Op 12 november 1914 komen de eerste soldaten en ook paarden ten huize Huyghe aan. In november en december worden vooral soldaten (en paarden) van de 44ste Artillerie Munitionskolonne (44ste divisie van het 22ste DArmeekorps) bij hen ingekwartierd. Daar zijn o.a. een zekere Karel, Klein, Herreman en Joseph bij. Met Kerstmis en Nieuwjaar verblijven er drie officieren en drie soldaten bij de familie Huyghe. 

Hoe de Duitsers de feestdagen in Staden beleven, lezen we in het regimentsdagboek van Reserve Infanterie Regiment 237:

Uit de Heimat zijn wagens vol geschenken aangekomen. Vooral onze garnizoensstad Trier heeft rijkelijk aan ons gedacht. Voor de eerste keer krijgen de mannen grote pakketten van hun families. Er komen ook veel pakketjes aan voor mannen die al gesneuveld of vermist zijn. Hun pakketjes worden tussen de overlevenden verdeeld.
In de verschillende compagnieën vinden kerstfeestjes plaats. Daarbij worden de vele geschenken die onder eengrote dennenboom liggen door de compagnieleiders uitgedeeld. Dankbaar denken we aan de Heimat. Gezamenlijk klinkt uit onze rauwe kelen het lied “StilleNacht”, terwijl we met vochtige ogen naar de brandende boom kijken. Vanuit de bataljonsslagerij en -bakkerij krijgen we Duitse bier, worst en een kerststollen. De bataljonscommandanten komen bij de compagnieën op bezoek en houden een korte toespraak. Zo zitten we een paar uur samen, de officiers zitten bijhun mensen, we spreken over de gesneuvelde kameraden, over onze belevenissen, ook over de hoop op de toekomst. Ook in de verschillende kwartieren hebben onze mensen de dennenboom “aangestoken”, wat door de Stadenaars, die zoiets voor het eerst zien, wordt bewonderd.

Of ook Julia dan voor het eerst een kerstboom ziet, heeft ze niet in haar dagboek vermeld. In de eerste vier maanden van 1915 moet de familie veel soldaten huisvesten van de Reserve Infanterie Regimenten 213, 214 en 215, de troepen die Staden in oktober ’14 moordend en brandstichtend zijn binnengetrokken.

Andere opmerkelijke gasten zijn soldaten van het Luftschiffer Battaillon Stollwerk (4de compagnie). Onderofficier Paul Adam en zijn mannen (o.a. Gustave Emil, Hendrik, Frederik en Hoffeman) verblijven tussen 19 januari en 8 april in totaal 43 dagen in de Diksmuidestraat. Luftschiffer bemanden de kabelballons die de frontlijn moesten observeren.



Op 23 april 1915 komen andere gasten aan ten huize Huyghe. De Duitsers hebben een dag voordien voor de eerste keer gas gebruikt tussen Steenstraete en Langemark en de gevechten brengen een nieuwe stroom van vluchtelingen op gang. De Huyghe's vangen tot 1 juni 1915 een zekere Emil Steverlynck op. De “Vanackers” blijven er tot 17 augustus.

Julia schrijft daarover in haar dagboek: 

Wij hebben betaald den 16sten Mei 1915 aan een 1 fr daags met 4 personen was 23 fr en dan alle voort 6 fr dus den 8sten oogst was het 95 fr de laatste week niet betaalt en den Dinsdag den 17sten weg 7 dagen nog te achteren anders het ware 102 geweest)…

In die hele periode worden geen Duitse soldaten ingekwartierd, wel een aantal wagens van de Artillerie Munitionskolonnes.

Als de vluchtelingen weg zijn, komen ook de mannen van de 56ste Artillerie Munitionskolonne terug overnachten. Van november 1915 tot februari 1916 komen er weer soldaten van RIR 214 langs, zij verblijven er 30 dagen in bijna vier maanden tijd. O.a. Feldwebel Kletstre, Sanitätsoffizier Walter Lemke, Soldat Michel Schmits, Unteroffizier Emil Albertt en Feldwebels Franz. Henri. Michet en Johan Hoffemann blijven er slapen. Tussen 26 maart 1916 en 26 juli 1916 zijn dat Leutnant Hans Kunkel en Soldat Nikolaus Unser van RIR 237. Julia kan zelfs het traject van die twee in die vier maanden weergeven: Staden – Steenstraete – Staden – Steenstraeete – Staden – Steenstraete – Rousselare – Steenstraete – Staden – (Gent) – Rousselare. Daarna vertrekken ze volgens Julia naar Rusland.

En dan moet de familie elf maanden geen soldaten meer in huis opnemen. 

Julia Huyghe, Hoogdag van Pasen, 1916

Sinds februari 1916 proberen de Duitsers bij Verdun
het Franse leger uit te putten en op 1 juli1916 zijn de Britten in de Sommestreek ten aanval getrokken. De Duitsers hebben dus in Frankrijk heel veel manschappen nodig en dus worden er minder soldaten in de Ieperboog ingezet, waardoor er ook in Staden blijkbaar minder manschappen worden ingekwartierd.

Tot juni 1917… De Britten laten op 7 juni 1917 negentien mijnen onder de Duitse stellingen tussen Hill 60 (Zillebeke) en Ploegsteert bos ontploffen. Deze Mijninslag bij Mesen is het begin van de Derde Slag om Ieper. De Duitsers beseffen dat het menens is en gaan onmiddellijk schuiven met hun troepen. 

Julia schrijft in haar dagboek:

Vrijdag namiddag om 4 uren, zijnde den 8 Juni, de Artillerie Munetionskolonne N° 78 toegekomen (9 Batterie, 3 Abt.) 2 Unteroffizers, 4 peerden, 2 mannen, tezamen 4. Donderdag den 14sten Juni nog1 Unteroffizers er bij en 5 mannen. Zondag namiddag om 3 uren vertrokken, zijnde den 17sten Juni 1917 dus 10 dagen hier geweest. 

Hier stopt Julia’s dagboek. 

juli 1917 : vluchten?

Eind juli horende Stadenaars van burgemeester Ampe dat het dorp ontruimd moet worden. Als de weinige Stadenaars die nog in het dorp leven het nieuws van de verplichten ontruiming horen, slaan ze op de vlucht richting Hooglede. Op 27 juli verzamelen inwoners uit de hele frontstreek met max. 25 kg bagage aan het station van Staden en ze worden naar de streek van Ninove en Halle gebracht.
Ook een aantal Stadenaars stappen op deze trein. De allerlaatste Stadenaars vertrekken op 28 juli net als de Duitse soldaten, die in Hooglede ingekwartierd worden. Julia, Jules en moeder Romanie vluchten waarschijnlijk, net zoals andere Stadenaars, naar Zwevezele. 

Terug naar (t)huis?

Na de oorlog keert de familie Huyghe  naar Staden terug en bouwen ze een nieuw huis in de Diksmuidestraat.



Jules Huyghe trouwt in 1923 met met Alice Casier, hetzelfde jaar
van het overlijden van zijn moeder Romanie Laleman. 
Jules en Alice blijven wonen in het nieuwe huis (dat er nu nog staat) waar ze een winkel hebben met naaigerief en stoffen e.d. Ze
hebben ook dieren in hun stallen en een grote boombaard (waar nu huizen op staan).

Jules Huyghe en Alice Casier


In 1934 wordt Julia Huyghe huishoudster bij Priester Marcel Jozef-Maria Van de Sompele. 

Hij is tot priester gewijd te Brugge op 28 december 1934. Hij was onderpastoor te Le Bizet, daarna in De Panne en vervolgens in Aartrijke. Hij is priester geweest in Moerkerke vanaf 10 september 1938 en vanaf 17 juli 1957 te Passendale. Hij ging op rust op 1 september 1968. Marcel overleeft te Wakken op 15 april 1977. De familie heeft weet van haar verblijf bij deze priester in De Panne en in Aartrijke.
Julia wordt tijdens de Tweede Wereldoorlog ziek en gaat bij haar broer Jules in Staden inwonen. Maar de zorg voor de kinderen en tante Julia wordt het gezin te zwaar en Julia wordt opgenomen in het oudemannenhuis van Staden. Ze overlijdt op 21 september 1944, net na de bevrijding. Ze was net 50 jaar geworden.



zaterdag 5 november 2016

de drie broers Labaere



Richard en Louis Labaere in cowboykleren 


Ik kreeg deze grappige foto doorgestuurd nadat ik een artikel in de krant had waarin een oproep stond. "Wie weet er meer over mijn opa en oma die rond WOI naar de VS vertrokken zijn". 
De broers Labaere zouden een link hebben met mijn familie.....
Na wat zoekwerk in de stamboom Labaere, bleek dat er 3 broers waren die naar de VS gingen.
De zoektocht naar het verhaal van elk van de broers heeft mij veel tijd gekost. Ik kreeg hierbij hulp van Etienne Labaere, de kleinzoon van Richard Labaere en Dick Labaere, de kleinzoon van Henry Labaere. 
De moeilijkheid was "eerste" bronnen vinden die het verhaal dat Etienne en Dick mij bezorgden te kunnen bevestigen, aanvullen,...: passagierslijsten, geboorteaktes, cross boarding kaarten,...De relaties tussen de broers was ook bijzonder...(zie verder)

Met de hulp van de stamboom vond ik de link met mijn familie.
Ik zal me hier evenwel beperken tot de hoofdfiguren, de drie broers Labaere.

Henry, Richard en Louis Labaere wilden hun droom in de VS waar maken. Hun ouders, Charles Labaere en Virginia Meerseman woonden in Hooglede en hadden samen 10 kinderen. 

1. Julius Labaere
2. Henry Labaere - Renildis Mathildis Vanhaelemeersch, tweede vrouw Flavie Vanhaelemeersch
3. Elisa Labaere - Edward Vanderjeugd (link met mijn opa)
4. Richard Labaere - Marie-Louise Vandermeersch
5. Cirillus Labaere
6. Alida Labaere
7. overleden 
8. Louis Labaere - Flavie Vanhaelemeersch
9. Helena Labaere
10. Maria Labaere

Veel jonge mannen vertrokken vanuit Hooglede rond 1900 en later, naar de VS en dat is wat Henry Labaere ook deed in 1901.




Hij was toen 31 jaar en ongehuwd. Als landbouwer kon hij lezen en schrijven, zo staat vermeld op de passagierslijst. Hij vertrekt op 23 maart 1901 vanuit Antwerpen met de SS Southwark van de Red Star LIne en zal op 2 april aankomen in New York.


Hij begaf zich naar Kewanee (Illinois) Bij Charles Andries uit Hooglede. Had 100 Belgische frank bij zich. Henry spreekt Vlaams. Charles Andries arriveerde in Ill. op 17oktober 1900 met de SS Kensington. 

Henry zal snel terug in België zijn. Op 25 april 1906 huwt hij met Renildis Mathildis Vanhaelemeersch. Zij is kantwerkster en afkomstig van het naburig dorp "Gits".
Samen krijgen ze twee kinderen : Albert (° 1907) en Laura (° 1909).

Henry zal in 1910 terug richting Detroit trekken. Hij reist met de SS Finland vanuit Antwerpen op 23 april en komt aan in New York op 4 mei. Op de passagierslijst van deze boot vinden we heel wat mensen uit West-Vlaanderen.
Vaak gingen de Vlamingen die in Detroit of in de buurt vb Mt Clemens, werken in Canada. Ze deden er seizoenswerk en konden erop korte tijd veel geld verdienen. Henry laat weten aan zijn twee broers dat er veel werk is en dat ze best ook naar de VS komen.

Martine De Ridder schrijft in haar boek "Goudgele Virginia" dat er naar Canada een zwaluwmigratie was. Mannen (Vlamingen) die elk jaar de lange zeereis deden naar Canada. Ze vertrokken in april of mei naar de suikerfabrieken. De bazen regelen de overtocht en schieten hun het geld voor het ticket voor. De seizoenarbeiders planten suikerbieten, doen andere klusjes op de hoeves en rooien de suikerbieten in het najaar. Slapen doen ze in voorlopige barakken of logementshuizen. Ze keren pas naar huis terug eind november of begin december, meestal alleenstaande mannen. Sommigen zoeken in de winter een job en een onderkomen in de industriestad Detroit.
Tussen 1906 en 1910 vinden ze ook werk bij de aanleg van de treintunnel onder de Detroit rivier tussen Detroit en Windsor.
De Eerste Wereldoorlog maakt in 1914 een einde aan de zwaluwmigratie uit Vlaanderen.
De suikerfabriek rekruteert nu zijn tijdelijke arbeiders net over de grens bij de vele Vlamingen in en rond Detroit en ook in de staten Illinois en Indiana. Er worden speciale treinen ingelegd.
Als er in 1916 ook in Chatham een suikerfabriek opengaat, wordt het tekort aan arbeidskrachten nog prangender. 
En in 1917 als de VS ook zelf betrokken geraakt bij de Grote Oorlog, wordt de situatie nog hopelozer en zien de bazen zich genoodzaakt om hun tijdelijke werkkrachten in Mexico te gaan zoeken.


Richard en Louis Labaere volgen de raad van hun broer op en vertrekken op 15 april 1911 vanuit Antwerpen met de SS Vaderland naar New York. op 26 april komen ze eraan.  ....

Richard  laat vrouw en kinderen achter in België. Hij is gehuwd met Marie - Louise Vermeersch op 16 april 1902. Zij is evenals haar schoonzus kantwerkster. Richard en Marie-Louise hebben bij het vertrek van Richard 4 kinderen : Maurits, Gerard, Germaine en Joanna.
De 3 broers voegen de daad bij het woord en gaan in de zomer van 1911 voor het eerste werken in Tilbury, Ontaria, Canada.






Op deze cross boarding card vinden we volgende gegevens :
- ze wonen in de VS, Mt Clemens, 221 North Front street in een Boarding House
- Henry is samen met zijn twee broers  : Richard en Louis
- Henry is 40 jaar, kan lezen en schrijven, is landbouwer
- betrokkenen hebben 200 dollar bij zich.
- ze komen van Tilbury, Canada
- Henry leeft van 1910 in de VS en dit tot 29 april 1911.
- de kaart heeft als datum : 8 september 1911, Detroit.
Dus zijn de drie broers van 29 april tot 8 september het seizoen gaan doen in Canada.

In België zal op 24 februari 1913 de vrouw van Henry overlijden. Henry deed de aangifte van het overlijden samen met de schoonbroer Vanhaelemeersch Benonie waaruit we kunnen opmaken dat Henry naar België is kunnen komen voor het overlijden. Mogelijks was zijn vrouw geruime tijd ziek en werd Henry hiervan verwittigd...



Henry zal op 15 april 1913 met de SS Zeeland terug aankomen in New York.
Op dezelfde lijst staat Vanhaelemeersch Benonie en zijn vrouw Vanhaelemeersch Irma.

In Detroit, Mich. zal Henry Labaere huwen met Flavie Vanhaelemeersch, zus van Benonie en de zus van zijn eerste vrouw.

We vinden evenwel geen passagierslijst van Flavie noch van de kinderen van Henry uit zijn eerste huwelijk, zijnde Albert en Laura.
Een cross bording card van Flora (=Laura) geeft ons nieuwe informatie over het gezin.



- Laura is 6 jaar, kan niet lezen en schrijven
- ze is op 26 september 1913 aangekomen in New York met de ....(?), haar vader betaalde het ticket
- ze woont op nr 235 in de North Front Street in Mt Clemens
- ze komt van Blackwell, Santaria, Canada
De datum van het document is 20 augustus 1915.

De cross bording card van Henry bevestigt dat Albert en Flavie naar de Nieuwe Wereld zijn vertrokken.



Samen met zijn broer Louis, zijn vrouw Flavie en zoon Albert zal Henry ook in de zomer van 1916 naar Canada gaan. De plaats van afspraak was wederom Blackwell. Henry zal er 300 dollar verdienen en Louis 200. Albert is dan een jongen van 9 jaar en we kunnen veronderstellen dat hij er ook moest meewerken.

In 1918 slaat het noodlot nogmaals toe in dit gezin.
Op 26 mei 1918 is Henry betrokken bij een ongeval. Hij zal ten gevolge van zijn verwondingen aan zijn hoofd overlijden op 27 mei. Hij is dan 47 jaar en laat een vrouw en twee jonge kinderen achter. Albert en Laura verliezen op twee jaar tijd hun moeder en vader. 

In een lokale krant stond hierover het volgende :  


LOCAL FARMER IS DEAD FROM SKULL FRACTURE; DEATH CAME LAST NIGHT

Henry Labaere the unfortunate victim of the runaway accident
On Front Street on Sunday, told in yesterday’s edition of the Leader,died at the Washington Sanitarium shortly after seven o’clocklast night.
The man was desperately injured when precipitated to the pavement by the detachment of a buggy wheel, and was unconscious from the first. He suffered a concussion of the brain and skull fracture.
When picked up, immediately following the mishap, blood gushed from his ears and his condition marked his impending doom.
Labaere was a River Road farmer, residing on the old Noeker farm. Henry was a Belgian, hard working, thrifty, and respected. He is survived by his wife and two small children, who like himself,were occupants of the ill-fated rig, but who fortunately escaped
with but minor  injuries.
The man has a sister residing in Sarnia and a brother in Detroit.
His funeral will be held from St. Peter’s church Wednesday morning at 9 o’clock; burial in St. Peter’s cemetery.






En hoe ging het verder met  de twee andere broers? 
Door de oorlog in Europa is Richard niet terug naar zijn vrouw en kinderen kunnen komen. Ook vanuit het Oude Land kon men niet naar de VS reizen.
Marie-Louise Vandermeersch zal de lange oorlogsjaren doormaken in Frankrijk, Belesta.
Richard kwam na de oorlog terug naar Hooglede . Omdat Marie-Louise geen zin had om zich in Amerika te vestigen, zijn ze de rest van hun leven op de Lokedijze (De Geite) blijven wonen.

Louis Labaere zal in 1919 huwen met de tweede vrouw van Henry, Flavie Vanhaelemeersch. Het huwelijk gaat door in de St. Peter's Church in Mt Clemens. De priester is Thomas Luby. De getuigen zijn Constant van Lake en Rosa Delmott. We schrijven 9 febr. 1919.
Samen krijgen ze nog 2 kinderen : Germain en Bernard. 





Nog iets over de kinderen uit het eerste huwelijk van Flavie. De zoon Albert huwt met Elza Colpaert en Laura Labaere huwt met een broer van Elza Colpaert. 




Dick Labaere, zoon van Albert vertelt het volgende over zijn familie :

My father and mother operated a small 40 acre farm where they raised vegetables and later on got also in the greenhouse business raising vegetable and flower plants. My dad also was a seed company salesperson during the off  winter season. As a teenager my dad worked in a sugar beet factory out side of Mt. Clmens, Michigan.
My father Albert (Alberic) LaBaere Married Elsie M. Colpaert  June 28, 1936
They had two sons :Henry LaBaere and Richard LaBaere(that be me). My brother Henry is deceased since Oct. 2008 He has three sons: Michael, Mark and Anthony
I have two daughters and two sons: Rich II, Joellen, Paul and Patricia.  

My mother was born in Zwevezele, daughter of Richard and Marie (Vandewetere) Colpaert.
My father was born In Kortemark, son of Henricus Ludovicus and Renildis -Mathildis Vanhaelemeersch.


My mother and father were very hard workers. My mother loved to read books and my dad liked to invest in the stock market. They gave my brother and I excellent role models of how to lead our lives through study and hard work.





met dank aan Etienne Labaere -Dick en Sandy Labaere voor de foto's, de stamboom en hun verhaal.

dinsdag 1 november 2016

1 november vroeger en nu.

Ik herinner mij Allerheiligen als een koude dag waarop we naar het graven van de familie gingen. De bloemen stonden er al. Deze werden besteld bij de bloemenwinkel en het waren altijd witte of paarse geplozen chrysanten (chrysant, de uit Indië afkomstige, goudgele bloem). Je kan ze nog altijd kopen maar ze zijn tot drie maal zo duur als de chrysanten met de vele kleine bloempjes.

We gingen dus naar het grafzerk van mijn beide grootouders. Op het kerkhof zelf was het op 1 november nooit stil. Mensen die elkaar kenden, praten met elkaar over koetjes en kalfjes. Meestal kenden wij als kind deze mensen niet. Ook mijn overleden grootouders heb ik niet goed gekend.

Wat ik mij wel herinner, is dit : 

Toen ik geboren werd, woonden mijn ouders in bij peter Jules en meter Alice, de ouders van mijn moeder. 

Meter en peter woonden in een groot huis met een boomgaard. Later gingen we elke week op bezoek bij meter Alice om de klok in haar keuken "op te winden".  
Als het herfst gingen we de boomgaard in om appels, peren en pruimen te plukken. De appelen werden verwerkt tot appelgelei. Dan hoorde je dagenlang gedruppel in de kelder. Het sap werd via een neteldoek opgevangen in een grote creuset confiture pot . Ik vind appelgelei nog altijd het lekkerste wat je kan eten op een geroosterd broodje. 

Bij pitje en metje, de ouders van mijn vader, gingen we op zaterdagavond eten. 

Zij woonden op een boerderij met varkens, kooien, een paard en vele kippen. Voor het avondeten werd de tafel weg van de muur geschoven zodat we met 8 aan tafel konden. Eerst was er dikke soep, daarna gestampte aardappelen met varkensvlees en daarna pap. Hoe deze pap precies gemaakt werd, weet ik niet. Het was een dikke brij met rijst in. Ik vond het echt niet lekker en de geur... Of we wilden of niet, we moesten van onze metje alles opeten, zodat we groot gingen worden...  Ik kan mij niet herinneren dat we groenten aten, maar misschien laat mij geheugen mij in steek. 

Dit alles om te vertellen dat naar het kerkhof gaan op 1 november mij triestig maakte. Ik werd er geconfronteerd met een verleden dat ik niet kende. 

We plaatsen nog steeds bloemen bij de graven van onze grootouders en ouders. De tristesse heeft plaats gemaakt voor dankbaarheid, bewondering, eerbied voor de mensen die een betekenis hebben gehad in mijn leven.


Het opzoekingswerk van de voorbije jaren heeft hiertoe bijgedragen. Ik herinner mij mijn grootouders als oude mensen. Pitje als een grote man die weinig praatte, metje als een kleine vrouw waar ik eigenlijk een beetje bang van was. 
Peter Jules kan ik mij heel vaag herinneren als een echte heer en meter Alice als een zorgzame vrouw waar we altijd iets uit de snoependoos mochten meenemen.

Door officiële papieren te vinden over mijn grootouders, het dagboek van mijn groottante te lezen, de foto's uit het fotoboek te kunnen analyseren in de tijd, ... werden deze mensen terug jong. Ze werden de man die op avontuur ging naar Amerika (Jules Pype), de vrouw die zorgde voor haar vader, broers en zussen (Marie Vanderiviere), de man die voet bij stuk hield en in de woning van zijn ouders bleef wonen tijdens WOI en er zorgde voor vluchtelingen en Duitse soldaten (Jules Huyghe), het meisje dat te snel volwassen werd door die Grote Wereldoorlog (Alice Casier). 

Er zijn ook andere bronnen die mij helpen om het leven te kunnen inkleuren van de landverhuizers zoals de BBC reeks Great American Railroad Journeys. Michael Portillo reist van New York naar de Niagara Falls aan de hand van the General Guide to the United States and Canada van 1879.


Dit is een deel van de treinroute dat veel mensen die naar Amerika gingen hebben genomen om op hun eindbestemming te komen; zo ook mijn grootvader en grootmoeder. 
Deze documentaires spreken tot de verbeelding en maken de bewondering en verwondering voor de mensen die hun land verlieten, groot. 





Tik in google : Great American Railroad in en je kan naar de uitzendingen kijken via Canvas of BBC.