Dé migrant bestaan niet. Het zijn stuk voor stuk individuele verhalen. (Hans Op de Beeck)
Jules Pype (° 1887 - + 1979), den Amerikaan van De Geite.
Het is 1909 en ik ben nu 22 jaar. In mijn geboortedorp Staden hoor ik vele verhalen van jonge mannen die naar Amerika willen gaan of die reeds vertrokken zijn. Ik heb van mijn nicht Maria Pype vernomen dat er veel werk is in Amerika en dat je er goed wordt betaald. Dat heeft Henri Decoster, haar man, laten weten die al in Amerika woont. Henri is eerst vertrokken naar Moline. Maria, haar driejarige zoon Maurice en haar broer Jerome Pype reisden op 23 april 1909 vanuit Antwerpen via Liverpool met de SS Lusitania van de Red Star Line hem achterna.
In 1910 heb ik mijn beslissing genomen : ik wil met mijn eigen ogen zien hoe het daar is in Moline. In het agentschap ‘Het Schip’ in de Roeselarestraat nr. 1 te Staden koop ik mijn ticket, enkele reis. Meneer Alphonse Joye, agent bij de Red Star Line van Rumbeke/Roeselare regelt alles voor mij. Ik neem afscheid van mijn ouders Henri Pype en Therèse Wybaillie, en van mijn oudere zus, Marie-Louise Pype en mijn jongere broer Cyriel Pype.
De reis gaat van het station van Staden naar Roeselare, over Brugge en Gent naar het grote Antwerpen. Ik heb slechts 15 dollar op zak wanneer ik op 7 september 1910 aan de kaai van Antwerpen op de SS Finland stap richting Nieuwe Wereld.
Er zijn 1453 passagiers aan boord, waaronder 628 derde klasse reizigers. Er zijn veel Polen, Russen en Duitse landverhuizers. Wij, Belgen zijn in de minderheid.
Na een woelige reis kom ik op 20 september aan in New York.
Met de ferryboot word ik naar Ellis Island gebracht samen met 30 andere landverhuizers.
Ik word op Ellis Island gecontroleerd na Camille De Duygelaere afkomstig uit Kanegem bij Tielt. Ik leerde hem kennen op de boot. Hij is 37 jaar, ongehuwd en verbleef in Antwerpen van 1902 tot 1908. Hij komt terug van een bezoek aan zijn vader, Emile en gaat naar zijn broer Désiré die woont in de Grand Street 2396 in Detroit. Hij werkt in de mijnen van Detroit.
Door de ambtenaar van Ellis Island krijg ik 31 vragen te beantwoorden en kan ik een beroep doen op de hulp van Camille om te vertalen want ik begrijp niet alle vragen.
Eigenlijk is het een hele doorlichting. Ze moeten niet alleen weten wie ik ben, hoe oud ik ben, naar wie ik ga in Amerika maar ook vanwaar ik kom of ik gezond ben en hoeveel geld ik bij heb.
Vier mede-landverhuizers uit onze groep krijgen een letter op hun jas geschreven, „P” voor wie fysieke problemen heeft en last heeft van de longen en „B” voor wie een bruine huidskleur heeft en altijd extra gecontroleerd wordt. Ze worden alle vier voor verder onderzoek naar een tweede, doorgedreven medische controle gestuurd. Wordt de kandidaat emigrant ook daar „ziek” bevonden met kans op genezing dan moet hij naar de ziekenboeg van Ellis Island. Word hij afgekeurd, dan moet de rederij de landverhuizer
op zijn komsten terug naar België brengen.
Camille en ik geraken vlot door de controle.
Vandaar gaat mijn reis verder met de trein richting Moline. Ik ga er werken in één van de vele fabrieken, net als mijn neven Jerome Pype en Henri Decoster.
In 1912 keer ik naar Staden terug om mijn familie en vrienden te bezoeken. De stille hoop die mijn ouders koesteren dat ik niet terug naar Amerika zal gaan, smelt als sneeuw voor de zon. Veel van mijn vrienden zijn immers ondertussen ook naar Amerika vertrokken.
Cyriel Huyghe, Henri Sabbe, Alois Spruytte, Désire Misplon reisden op 30 maart 1912 van Antwerpen via Liverpool naar New York. Hun eindbestemming was Detroit, Michigan. Ik spreek af met Cyriel Soenen, uit Staden, om hen te gaan bezoeken in Detroit.
Op 15 maart 1913 vertrekken wij vanuit Antwerpen opnieuw met de SS Finland van de Red Star Line. Deze keer heb ik 23 dollar op zak.
“Nadat we onze handbagage hadden naar de kajuit gebracht, stonden we op het dek. Het schip vertrok en iedereen wuifde. Sommige mensen gooiden serpentines naar de kade. Toen ging de bel en moesten we gaan eten. Er waren twee beurten. Na een wandeling op het dek gingen we slapen in onze kajuit.
Het schip voer zachtjes voort en een bel maakte ons wakker voor het ontbijt. We moesten om 8.30 uur aan tafel. Het eten was lekker. De kinderen speelden spelletjes op het dek. Wij maakten kennis met enkele andere mensen . Er was altijd veel te beleven op de boot.
Toen we op de derde dag wakker werden, schudde en beefde het schip. We zaten in het midden van een zware storm en we waren doodsbang. Iedereen was zeeziek. Na enkele dagen werd het beter.”
(* naar het verslag van een medereiziger van de SS Finland, maart 1913)
Na een reis van 13 dagen bereiken we New York en zag ik voor de tweede maal het Vrijheidsbeeld.
De SS Finland van de Red Star Line vaart langzaam maar zeker langs het Vrijheidsbeeld naar zijn aanlegplaats in de haven van New York. We zijn met 1200 landverhuizers aan boord. We komen uit bijna alle landen van Europa maar vooral uit Frankrijk, België, Holland en Duitsland. Ik kon ze zo herkennen de eerste dagen. De Duitsers hadden gezongen en speelden accordeon, die van Zwitserland jodelden en de Fransen amuseerden zich met het leegmaken van enkele flessen wijn die ze voor vertrek in hun bagage hadden gestopt. En nu, met zwaarmoedige harten en hooggespannen verwachtingen komen we aan in het Beloofde Land Amerika.
Wij geraken vlot de controle door en reizen verder naar Detroit.
Cyriel heeft als eindbestemming z’n vriend Henri Sabbe opgegeven. Ik zal na het bezoek aan mijn vrienden in Detroit doorreizen naar Moline. Sinds 13 maart 1913 woon ik officieel in de 10de straat, 1936 te Moline.” De Holland Sugar factory zoekt mannen om te werken in de suikerfabriek van Auburn in Indiana. Ik geef mijn naam op en in enige tijd kan ik als seizoensarbeider er gaan werken.
In 1914 verklaart Duitsland de oorlog aan België.
Ik verneem dat mijn broer Cyriel werd opgeroepen voor het speciaal contigent van het 4de regiment Jagers te Voet in de 3de legerdivisie van het Belgisch Leger.
Mijn ouders en mijn zus, Marie-Louise en haar man Cyriel Zeenaeme, zijn zoals zoveel inwoners van Staden naar Normandië gevlucht. Later zal het gezin Zeenaeme-Pype in Chalo St. Mars verblijven, op z’n 70 km van Parijs. Drie van hun vijf kinderen zijn er geboren.
Mijn ouders en mijn zus, Marie-Louise en haar man Cyriel Zeenaeme, zijn zoals zoveel inwoners van Staden naar Normandië gevlucht. Later zal het gezin Zeenaeme-Pype in Chalo St. Mars verblijven, op z’n 70 km van Parijs. Drie van hun vijf kinderen zijn er geboren.
In 1917 raakt ook Amerika betrokken bij de oorlog. Op 18 mei 1917 wordt een wet gestemd die toelaat om alle mannen tussen de leeftijdsgrens van 21 en 30 jaar verplicht onder de wapens te roepen. 24 miljoen jonge mannen vallen onder de wet.
Op 4 juli 1917 word ik na zijn zware dagtaak bij de Holland St.Louis Sugar in Auburn, Indiana opgewacht en moet ik mij laten registreren voor het Amerikaans Leger. Ik ben net geen 30 jaar.
Bijna één jaar later, 23 juli 1918 wordt ik effectief opgeroepen, samen met 46 andere mannen.
In „The Waterloo Press” van 25 juli 1918 lees ik een artikel waarin mijn naam vermeld staat. Ik laat jullie meelezen.
Zevenenveertig man verlaten Auburn dinsdagochtend. Ze gaan naar Camp Taylor .
Een grote menigte verzamelde zich op de Auburn Depot om de mannen te zien aan boord gaan van de trein voor hun aandeel in hun legerdienst .
Zevenenveertig man verliet DeKalb County dinsdagmiddag om 10:00 uur bij Auburn om de New York Central trein te nemen voor Camp Taylor. . De reis werd gemaakt in daglicht om voor het avondeten op Camp Taylor aan te kunnen komen. Dinsdagmorgen begonnen mensen aan te komen in Auburn uit verschillende delen van het land. Ze wilden afscheid nemen van de jongens die hun huis en de gemeenschap verlieten . Voor velen van hen was het een vrolijk afscheid . Een afscheid dat de soldaat zal onthouden. Anderzijds was het afscheid vol van verdriet. Tranen waren er te zien bij allen, maar sommigen van hen hielden hun tranen in, zodat de soldaat het niet zag.
De scène bij het depot was een van een God snelheid natuur en elk lichaam die bij het depot verzameld had een God - speed boodschap voor ieder afscheidnemende man .
Degenen die thuis bleven , beginnen te beseffen dat ze nog niet zijn genoemd om hun plicht te doen of dat ze worden gezien als luilakken . Er zijn natuurlijk ook mensen die een grotere plicht thuis hebben.
Maar de man die blijft thuis , ongeacht of het zijn plicht is, zal na de oorlog spijt hebben dat hij niet werd geteld onder de mannen die hun land dienden.
Om negen uur verzamelen de opgestelde mannen zich op het grasveld voor het gerechtsgebouw en vormden ze een processie . De Auburn stadsorkest verzamelden zich bij het gerechtsgebouw, en ook een drumcorps en de leden van de G.A.R gingen als escorte mee met de parade.
Bij het depot was er veel tijd om te wachten en om afscheid te nemen. De dames van Het W.R.C. van Auburn verdeelden dozen met zeer grote lunches aan de mannen als ze aan boord van de trein gingen. Iedereen bleef achter met een gevoel dat DeKalb provincie trots is op het contingent van de mannen dat naar Camp Taylor vertrok op 23 juli 1918.
Daarna staan de namen van alle mannen. Ik sta als nr 38 genoteerd in de krant.
Bij mijn aankomst in het Camp vraag ik onmiddellijk mijn Amerikaanse nationaliteit aan.
We staan in een lange rij, buiten en doen onze eedaflegging onder DE boom. Op 17 augustus zal de rechtbank van Louisville, KY mijn aanvraag goedkeuren en ben ik officieel een Amerikaans staatsburger.
We staan in een lange rij, buiten en doen onze eedaflegging onder DE boom. Op 17 augustus zal de rechtbank van Louisville, KY mijn aanvraag goedkeuren en ben ik officieel een Amerikaans staatsburger.
Eenmaal de opleiding beëindigd was, word ik overgeplaatst van het opleidingskamp naar een transitkamp in afwachting van mijn transport naar de Europese slagvelden….
Op 30 december 1919 ben ik eindelijk terug bij mijn ouders in Staden. Mijn enige broer Cyriel, is gesneuveld tijdens de oorlog en dat doet me zeer veel verdriet. Mijn geboortedorp is onherkenbaar geworden: mensen wonen er in tijdelijke barakken. Iedereen hoopt op betere tijden en ik herneem mijn leven zo goed en zo kwaad als ik kan. Maar ik blijf dromen om terug naar Amerika te gaan...”
In 1920 leer ik Marie Vanderiviere kennen. Ze is afkomstig van Hooglede/De Geite, een naburig dorp en weet wat hard werken is. Marie heeft de zorg over haar vier broers en vader Amandus, sinds het overlijden van haar moeder in 1911. Haar oudere zus Renilde is gehuwd en is vroedvrouw. Twee van haar broers hebben gevochten tijdens de Eerste Wereldoorlog aan het IJzerfront. Marie heeft tijdens de oorlogsjaren verbleven in Tomblay, op 30 km van Parijs. Ze woonde en werkte er bij de familie Depellisier.
Marie is geboeid door de verhalen van “mijn” Amerika.
Op 28 april 1920 beloven we voor de schepen en dienstdoende burgemeester Cyriel Vermeulen van Hooglede dat we elkaar in lief en leed zullen steunen als man en vrouw. Ons huwelijk werd correct afgekondigd op 18 april 1920 in Hooglede en Staden. Mijn beide ouders zijn aanwezig en de vader van Marie. Pierre Meersseman, 45 jaar en drukker afkomstig van Hooglede en Achiel Pieters, 42 jaar en bediende van Hooglede zijn onze getuigen.
Twee dagen na ons huwelijk vragen we bij de Amerikaanse Ambassade in Gent onze paspoorten aan voor Amerika.
In Gent verklaar ik dat ik geboren ben in Staden en dat ik van 15 maart 1913 tot 19 december 1919 in Moline heb verbleven. Op 30 december ben ik aangekomen in Staden bij mijn oude vader. Natuurlijk leg ik mijn Amerikaans paspoort voor en mijn huwelijksakte van 27 april ll.
Ik heb hen verteld over mijn legerdienst bij het Amerikaans Leger en dat ik was aangekomen in Frankrijk in de haven van Boulogne. Schrijven ze dat wel op mijn paspoort dat mijn eindbestemming Frankrijk was. Ik heb hen bij het ondertekenen van het document gezegd dat ik bij mijn vader ben aangekomen in december van vorig jaar.
Aan Marie vragen ze niet veel of het is haar naam, geboorteplaats en datum. Ik moet zelf een kort medisch onderzoek ondergaan. Zo noteren ze op het paspoort dat ik blauwe ogen heb, een rechte neus, een ovaal gezicht en bleek van huidskleur ben. Ik meet 5 feet en 8 inch (1,72 meter) en als bijzonder kenmerk schrijven ze : bruine snor.
De Amerikaanse consul C.R. Nazmitte ondertekent het document.
Op 5 mei huwen we in de noodkerk van De Geite / Hooglede en op 19 mei 1920 is er het grote afscheid. We sporen richting Antwerpen en wandelen te voet naar de kaai. Er is een plaatselijke agent van de Red Star Line bij ons. Hij zorgde voor de tickets voor de boot en het treinticket naar onze eindbestemming. Onze bagage leveren we in bij de agent en hij zal ervoor zorgen dat deze naar het juiste schip wordt gebracht. Ik heb er alle vertrouwen in. Marie kijkt haar ogen uit. Het is voor haar de eerste reis naar het Nieuwe Land. Wij zijn gelukkig met elkaar maar ik voel toch een zekere spanning. Het lijkt zo definitief dit afscheid.
Voor het eigenlijke vertrek hebben we de medische controle die doorgaat in de gebouwen van de Red Star Line aan de Rijnkaai.
Het is de tweede afvaart van de Kroonland vanuit Antwerpen na de EersteWereldoorlog. Er zijn 242 1ste klasse passagiers mee, 310 2de klasse en 876 3de klasse. Er staan 316 bemanningsleden op de lijst. Onze kapitein is Charles Newman.
Op zaterdag 29 mei was er een mooi concert op de boot. Wij konden de muzikanten niet zien maar wel horen. Er was zelfs een typisch, oer-Vlaams / Nederlandstalig liedje bij. „Het hutje bij de zee” We kregen de tranen in de ogen. Heimwee?
Op maandag 31 mei komen we na een reis van 13 dagen aan in NY.
Ik en mijn vrouw worden dubbel geteld op de lijsten van de rederij. Wij staan ingeschreven op nr 890 en 891 als Pijpe Jules en Pijpe Marie. en onder nummer 916 en 917 als Pype Jules en Pype Marie.
Ik had bij de aankomst op Ellis Island niet onmiddellijk mijn paspoort getoond. Toen ik mijn paspoort voorlegde, begon de ambtenaar op een ander blad te schrijven en doorhaalde hij de eerste gegevens. De titel van het blad was „List of United States Citizens”. Ik had nl mijn Amerikaanse nationaliteit bekomen op 17 augustus 1918 in de staat KY en Marie en ik waren gehuwd waardoor Marie voor de Amerikaanse overheid onmiddellijk Marie Pype (Pijpe) werd en Amerikaans staatsburger.
Marie en ik gaan in het kleine dorp Mount Clemens wonen bij Detroit.
Mt Clemens heeft een rijke en kleurrijke geschiedenis rond de ontdekking van mineraalwater putten door Dorr Kellogg ontdekt in 1870. Rond de eeuwwisseling was Mt Clemens vol met badhuizen en fijne hotels. Mensen kwamen uit alle hoeken van de wereld om de gezondheidsbevorderende baden. Mt Clemens stond bekend als "Bath City of America". De bad-industrie floreerde tot in de late jaren 1920. Bij Grote Depressie sloten de meeste van de grote hotels en baden.
Het leven is er hard maar we hebben elkaar,… en de liefde.
Mt Clemens heeft een rijke en kleurrijke geschiedenis rond de ontdekking van mineraalwater putten door Dorr Kellogg ontdekt in 1870. Rond de eeuwwisseling was Mt Clemens vol met badhuizen en fijne hotels. Mensen kwamen uit alle hoeken van de wereld om de gezondheidsbevorderende baden. Mt Clemens stond bekend als "Bath City of America". De bad-industrie floreerde tot in de late jaren 1920. Bij Grote Depressie sloten de meeste van de grote hotels en baden.
Het leven is er hard maar we hebben elkaar,… en de liefde.
Onze eerste zoon wordt op 18 maart om 5 p.m. geboren in het jaar 1921. We geven hem de naam Cyriel, als eerbetoon aan mijn overleden broer.”
Ik was 33 jaar, Marie 29 jaar. Ik laat op de geboorteakte noteren dat ik arbeider ben, Marie is huisvrouw.
Op 20 maart onderzocht dokter F.K. Lensfestey onze baby in zijn praktijk in de N. Walnutstreet 54 te Mt Clemens.
Op 3 april laten we onze zoon dopen in de St Peter Church, New Street, Mt Clemens door priester Luby.
De dooppeter is Arthur Brurrell (Bruneel) en doopmeter Celina De Clove.
Op 20 maart onderzocht dokter F.K. Lensfestey onze baby in zijn praktijk in de N. Walnutstreet 54 te Mt Clemens.
Op 3 april laten we onze zoon dopen in de St Peter Church, New Street, Mt Clemens door priester Luby.
De dooppeter is Arthur Brurrell (Bruneel) en doopmeter Celina De Clove.
Arthur woonde met zijn vrouw Emma Deneweth en dochter Celina in onze straat. Arthur was afkomstig van Pittem en woonde al verschillende jaren in Mt Clemens nadat hij een periode in Canada had verbleven.
Als onze kleine Cyriel zeven maand oud is, willen we naar het Oude Land reizen en vragen we in Washington een paspoort aan op 12 november. Ik heb dan 9 jaar in Moline gewoond en 1 jaar in Mt Clement.
Als onze kleine Cyriel zeven maand oud is, willen we naar het Oude Land reizen en vragen we in Washington een paspoort aan op 12 november. Ik heb dan 9 jaar in Moline gewoond en 1 jaar in Mt Clement.
Eugene Corneillie, die ik al een aantal jaren ken, is getuige en verklaart dat ik Jules Pype ben met vrouw en kind. Hij woont ook even verder op in onze straat.
Eugene is geboren in Rumbeke op 30 april 1892. Hij was in 1912 vertrokken naar de VS. Hij heeft in Mt Clemens en Detroit gewoond. Hij werkte ook bij de Holland Sugar Factory. Hij is eerder dan ik bij het Amerikaans Leger gegaan en heeft gevochten in Frankrijk van juli 1918 tot april 1919. In 1919 was hij net als ik terug in België om zijn vader te bezoeken en te huwen met Emma Vandermeersch.
Op 1 december ontvang ik onze goedkeuring en op 3 december 1921 vertrekken we met de kleine baby vanuit New York met de Red Star Line terug naar België.
In plaats van een tijdelijk verblijf in België wordt het permanent. Marie had in Mt Clemens veel last van heimwee en nu ze terug in België is, wil ze hier blijven. "We moeten overal werken" zegt ze, "dus kunnen we dat net zo goed bij onze familie".
In plaats van een tijdelijk verblijf in België wordt het permanent. Marie had in Mt Clemens veel last van heimwee en nu ze terug in België is, wil ze hier blijven. "We moeten overal werken" zegt ze, "dus kunnen we dat net zo goed bij onze familie".
We gaan in Hooglede, De Geite wonen waar we een boerderij met koeien, varkens, één paard en veel landbouwgrond kopen.
Elke donderdagvoormiddag rij ik met de fiets naar mijn geboortedorp Staden. Daar is sinds mensenheugenis de wekelijkse markt. Ze verkopen er groenten, fruit, vis,.. en er is ook een dierenmarkt. Marie en ik verlaten de boerderij niet veel.
We krijgen nog 5 kinderen, waaronder één tweeling. Deze zal op de boerderij blijven wonen. Onze dochter Zoë en onze zonen wonen in onze nabijheid.
Mijn schoonbroer (broer van Marie) vertrekt naar Canada Ontario en de oudste zoon van mijn zus gaat na de tweede wereldoorlog ook richting Canada. We houden contact en schrijven soms een briefje of een kaartje.
Zelf heb ik geen spijt terug naar België te zijn gekomen. Voor Marie en ikzelf is “oost, west, thuis best” onze lijfspreuk.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten