zondag 20 augustus 2017

Alice Casier : december 1917

We waren dus van de fabriek in Gentbrugge gaan wonen in de Meulestedestraat in Wondelgem. 
Ik was ondertussen 19 jaar geworden en woonde met mijn zussen Germaine, Zoë, Julia en Margaretha en mijn broers Reniel, André en Albert en ons moeder natuurlijk in één huis. Mijn vader hoopten we was nog altijd aan het werk voor de Duitsers, net zoals mijn oom Henri die in Torhout had moeten blijven.
Tante Prudence woonde in het tweede huis met haar kinderen en tante Stefanie in het derde. 
Metje, Barbara Sintobin en pitje, David Casier waren overleden in respec. Gentbrugge en Torhout. En we hadden ook afscheid moeten nemen van nonkel Cyriel, mijn neef Jules en mijn broertje Michel. 


+++

Maar voor ik meter Alice en Maurice Casier verder laat vertellen over de familie, wil ik het hebben over Groot Gent tijdens deze Eerste Wereldoorlog. 

Gent was zoals men zegt een stad in het Etappegebied. Dit gebied stond onder Duits militair gezag dat een strak regime oplegde. Voor Gent was dit het Vierde Duitse leger dat slag leverde aan de IJzer. 
Bijna alle grote gebouwen, scholen, hotels,.. werden ingepalmd door de Duitsers. Jonge rekruten kregen een training in één van de vele kazernes of herstelden in de lazaretten.  De frontsoldaten konden even rusten in Gent met zijn vele herbergen en cinema's. In de straatjes rond de Veldstraat en de Kouter en aan het vroegere Zuidstation was er een georganiseerde prostitutie.

In sommige dorpen vlakbij Gent waren er vliegvelden aangelegd. Zeppelins stegen er op om Engeland aan te vallen. 

Vanzelfsprekend had dit alles een impact op het dagelijks leven van de burgers en de vluchtelingen. 
In de stad waren de vluchtelingen afhankelijk van de voedselcomité's. In het totaal waren er z'n 4000 comité's. De plaatselijke notabelen maakten er deel van uit : de dokter, de pastoor, de onderwijzer.

De vluchtelingen kregen een voedselkaart of rantsoenkaart en daarmee konden ze op welbepaalde dagen op afgesproken plaatsen voedsel gaan ophalen in de zogenaamde Amerikaanse winkels. Producten als tarwe, maïs, erwten, bonen, rijst, spek, reuze, koffie en cacao werden onder de bevolking verdeeld. 
Deze kaarten waren persoonsgebonden. De naam van het gezinshoofd stond vermeld en voor hoeveel personen de rantsoenen bestemd waren. Om fraude te vermijden moest de klant naast de rantsoenkaart ook zijn eenzelvigheidskaart meebrengen. Helaas was de fraude eerder aan de kant van de comité's die brood leverden van mindere kwaliteit.

Anderzijds werden de boeren door de voedselcomité's verplicht om bepaalde hoeveelheden levensmiddelen te leveren. 

In Gent en andere grote steden had je ook de soepkeukens waar dagelijks soep kon worden gedronken. 

Helaas waren er grote tekorten aan voeding. In juni 1916 manifesteerden arbeidersvrouwen (de meeste mannen waren aan het werk voor de Duitsers) verschillende dagen door de Gentse binnenstad om grotere rantsoenen te eisen. Ze incasseerden rake klappen van de Duitsers, maar de rantsoenen werden verhoogd.

Naast dit voedseltekort had je ook de vele opeisingen door de Duitse bezetter. Je kon het zo gek niet bedenken. Op 30 november 1917 eisten ze dat iedereen zijn schoenen en notelaren kwam afgeven op een bepaalde plaats, op een bepaald uur. Ja, notelaren. De bomen moesten tot op een zekere hoogte omgehakt worden...  Twee dagen ervoor werden alle drankhuizen voor Belgische onderdanen gesloten in Gent. Deze opeisingen werden bekend gemaakt via een tekstaffiche

Anderzijds was er de angst dat niet alleen goederen maar ook de mannen (ook heel jonge) werden opgeëist door de Duitsers. Ze moesten vertrekken om werken uit te voeren in de buurt van Gent, of aan het front, of in Duitsland.
Zo waren er op 11 december 1917 schrijnende taferelen aan het station van Gent als vele jonge opgeëisten vertrekken.

En als je dacht dat de familie ver van het oorlogsgeweld verbleef, vergeet het. 
"30 september 1917 : overal bommen : ontploffing na ontploffing,... ook 's nachts
1 oktober 1917 : een vliegtuig valt op het St Denysplein en het brandt uit
2 oktober 1917 : bommen 's nachts en op klaar lichten dag, we schuilen in de kelder" (1)


+++

We lezen verder in het dagboek Maurice Casier

"Tante Stefanie ging verder op zoek naar een woonst. Ze kwam bij een heer in de stad die een kasteel had dat leeg stond in Wondelgem. Wij mochten erin gaan met drie gezinnen....In dat kasteel waren we zeer goed. Schoone zachte bedden zoals we nog nooit gezien hadden en meubels."

Het kasteel 


Dat kasteel was van de familie Lummerzheim. Jean Baptiste Lummerzheim woonde in de Meulestedsestraat, net zoals de familie Casier - Dewilde  en zal hen waarschijnlijk doorverwezen hebben naar zijn broer Artur Lummerzheim eigenaar van het kasteel en industrieel.

Het kasteel bestaat thans niet meer, wel het zomerhuis dat gebouwd werd in 1928 en op een andere lokatie staat.

Jean Baptiste Lummerzheim (3) 1870 - 1950 gehuwd met Clara Van de Putte

De familie Lummerzheim was heel sterk betrokken bij de voedselcomité's en de soepbedeling in Wondelgem.






 +++

(1) Dagboeknota's van Virginie Loveling
(2) foto's van het kasteel en comité komen uit het boek "Wondelgem, dorpsbeelden uit het verleden" en dit met toestemming van de auteur
(3) foto ontvangen van de kleinzoon van Jean Baptiste.







woensdag 9 augustus 2017

Alice Casier : september 1917 - december 1917

In het station van Torhout stonden we drie dagen en drie nachten te wachten tot de trein vol was. 

Ik probeer mij dat voor te stellen. Er is onrust in de stad. Je krijgt het bevel dat je de stad moet verlaten per trein. Je neemt het weinige dat je hebt mee in een houten koffer,  neemt de kinderen aan de hand en stapt samen met vele andere vrouwen en kinderen naar het station. Bestemming ongekend. 
Waarschijnlijk was het een goederentrein of nog erger "beestenwagens". Hoe ging het met de kinderen om daar drie nachten en drie dagen te wachten. Konden de mensen slapen? Wie gaf hen eten?

En dan eindelijk na drie dagen zeggen de Duitsers dat we kunnen vertrekken en dat we naar Aalst of Ninove gaan gebracht worden.  

Toen bleek dat er daar geen plaats meer was voor zoveel mensen, reed de trein naar Gentbrugge. Daar had burgemeester Maurice Verdonck al op 19 juni 1917 een oproep gedaan om gastvrij vluchtelingen in huis op te nemen. 


Stadsarchief Gent




Helaas voor ons was er geen plaats bij families en
Ze brachten ons (700 mensen) naar de Vellenfabriek (= huidenververij) van NV Block.(1)

Gentbrugge - nu 



Deze was gelegen tussen de Schelde en de kerkstraat.  
We kregen er niets anders te eten dan raapkolen, bieten, droog brood en soep. Brood bestond uit zaagsel en aardappel- of koolraappoeder en werd bepoederd met kalk in plaats van bloem (2) 

We konden de fabriek niet verlaten maar de grote jongens kropen soms over de poort en liepen naar de bakkerij aan de overkant. Eén keer sloegen ze de ramen kapot en pakten het brood mee dat voor het raam lag. 

Veel mensen zijn gestorven van de honger en de kou. Zoals mijn neef Julius Maurits Casier. Hij was zo verzwakt dat hij naar het gesticht (3) werd gebracht. Metje, Barbara verbleef er ook.


foto : Descamps


Julius overleed er op 24 oktober 1917. Hij was 12 jaar.





De aangifte werd gedaan door Marie Pauwels en Amand Waegerman. 
In de Gentenaar van 10 november 1917 werd een kort bericht geplaatst bij de overlijdens van Gentbrugge. "Jules Casier 12 j. zb (zonder beroep) Handzame."




Metje  is er ook gestorven in het gesticht. Dat was op 21 november om 7 uur in de voormiddag. Ze is 81 jaar geworden. 



Tante Prudence en Marie Moons deden de aangifte van het overlijden.
In dezelfde Gentenaar maar nu van 6 december lezen we onder de overlijdens in Gentbrugge : "Sintobin Barbara, zb, 81 jaar wed. Casier Staden". 

En of dat nog niet voldoende was, brak er brand uit in de fabriek. Zo moesten we op zoek naar een ander onderkomen. 

Na 6 weken in deze fabriek te hebben verbleven vonden we een huis in de Meulestedestraat in Wondelgem.


uit het boek Wondelgem : dorpsbeelden uit het verleden (Josephine Schreibers)

Het waren drie huizen. Er waren daar veel weegluizen die in de muren zaten. Ze kwamen 's nachts uit hun schuilplaats en vielen ons lastig waardoor we niet konden slapen.  Dat was niet om uit te houden. 

Tante Stefanie ging op zoek naar een ander huis....


Stefanie Dewilde


(wordt vervolgd)





(1) NV Block maakte deel uit van een soort bedrijven terrein. De Puntfabriek was een van de grotere bedrijven. De Duitsers maakten hier tijdens WO I prikkeldraad. 
Op vandaag zijn alle bedrijven weg en is het een modern wooncomplex met de toepasselijke naam "De Draad". (voor meer info : www.gentcement.be)

(2) Voor wie meer wil weten over de hongersnood in WO I raad ik het boek "Brood willen we hebben" van Giselle Nath aan. 


(3) Dit was het Sint-Jozefsgesticht opgericht in 1881 na een tweede cholera epidemie (1845 - 1865). Het huidige gebouw, Medisch Centrum Maria Middelares, staat er ondertussen 40 jaar en werd recent gerenoveerd. 

Met dank aan Het Archief van Gent, Edmond Crombez, Jos Casier, Josephine Schreibers, Monique Casier en stad Torhout.