vrijdag 3 juni 2016

Pauwelyn Cyril - brief 7 - dag 7

28 augustus 1885

Als we deze morgen opstonden was het bijna niet mogelijk om recht te blijven in de kajuit gezien het schip zo wiegde. Het duurde de gehele dag tot op het ogenblik dat ik bezig ben met schrijven. De zee is zeer onstuimig. Ze ligt geheel in bergen en dalen met witte toppen van schuimende baren. Dat is heel mooi om zien maar niet zo plezant om er in te zijn. Men wordt er ziek van. Zo heb ik deze voormiddag wat te eten gegeven aan de vissen. Nu is het beter maar hoe eerder we aan land zullen zijn hoe liever voor mij en voor allen. 

Het zal nu morgen 8 dagen zijn dat wij niets anders zien dan water, altijd maar water. Bij al dat water bekijken, vallen de gedachten dikwijls van het ene op het andere en somtijds op serieuze dingen. 

We hebben de priester horen spreken en prediken over de eeuwigheid en ze vergelijken met de zee. Indien er bijvoorbeeld alle 100 jaren een druppel van dien onmeetbare plas weggenomen ware, zou het toch eindelijk een einde nemen maar wanneer!
Het is nu 8 dagen dat we varen omtrent 10 uren daags en hoe diep is dan de zee niet en nochtans wat is de vergelijking bij de eeuwigheid….

Leeft om dagelijks te sterven en eeuwig te leven. Ik denk dat het mensen leven toch zo kort is en maar aan een draadje afhangt. Terwijl ik hier schrijf, scheiden er mij toch maar enige planten van den afgrond. ’t is te hopen dat zij het zullen houden tot dat ik met allen in New York zal aanlanden. 

Tot morgen.


+++







Ik ben maar een arme, zwervende vreemdeling
Ik reis door een wereld van pijn en smart.
Maar er is geen ziekte, zwoegen, of gevaar
In dat mooie land, waar ik heen ga

Ik ga daarheen om mijn vader te ontmoeten
Hij zei, dat hij mij zal treffen, als daar kom
Ik ga alleen over de Jordaan
Ik ga alleen naar huis

Ik weet dat donkere wolken om mij heen trekken
Ik weet, dat mijn pad is ruig en stijl zal zijn
Maar mooie velden liggen daar, vlak voor mij
En Gods verlosten de wacht houden

Ik ga daarheen, ontmoet hen die mijn lief zijn
Zij gingen mij voor, een voor een
Ik ga alleen over de Jordaan
Ik ga alleen naar huis

Spoedig ben ik vrij van aardse lasten
Mijn lichaam rust dan in de Hof
Ik zal het kruis van zelf verloochening laten vallen
En ik ga zingend naar huis, naar God.

Ik ga daarheen en zie mijn verlosser.
Dan woon ik bij Hem, geen dwalen meer
Ik ga alleen over de Jordaan.
Ik ga alleen naar mijn vader’s huis.
Ik ga alleen naar mijn vader’s huis.




Geen opmerkingen:

Een reactie posten