Gevechten in Wondelgem
Op het kasteel kwamen er nu ook Duitse soldaten. Ze braken de kelders open en vonden er enorme hoeveelheden wijn en andere sterke dranken. Ze proefden van alles. In de tuin stond hun kookketel en vanuit de tenten in het omliggende kwamen de soldaten om hun eten.
We kregen soms ook iets te eten.
Ze bleven drie weken bij het kasteel en trokken zich dan terug naar de vaart. Er werd veel geschoten.
Door deze vele soldaten werd het ook moeilijk voor de mannen en de jongens om zich te verbergen. Vanuit Gent bijvoorbeeld vertrokken er nog altijd mannen om te werken voor de Duitsers. Het was een echte mensenjacht. Met bruut geweld werden steeds meer mensen opgepakt. Ze werden naar de Fabriek van Hemptinne gebracht in de huidige Opgeëistenlaan en vervolgens naar het station in Rabot of in het Flandria Palace aan het Sint Pietersstation.
de opeisingen gaan gewoon verder
Mijn neef Jerome was één van hen. Hij werd in de zomer van 1918 opgeëist en tewerkgesteld in het grensgebied van België. Hij was slechts 16 jaar.
In Halluin moesten ze aan bunker stellingen werken. Gezien dit vlak bij het front was, was dit niet zonder gevaar. Ze verbleven er in een gedeeltelijk stukgeschoten weverij. De burgers kwamen vaak onder vijandelijke artilleriebombardementen te liggen en mochten niet schuilen in de betonnen schuilplaatsen. Die waren er enkel voor de Duitse militairen. Bij de bombardementen op Tourcoing van 1 augustus werd het verblijf van de opgeëisten opnieuw getroffen. Verschillende opgeëisten kwamen om het leven of raakten gewond.
Een ander werk dat de Belgen moesten doen, was leggen van spoorwegen. Het karige loon werd betaald door de gemeente, die daartoe verplicht werd door het Duitse leger.
In september 1918 waren er nog altijd 15 Z.A.B.'s (Zivilarbeiter Batallion) ingezet aan het Westelijk Front, bestaande uit 18 800 Belgische arbeiders.
Terug een overlijden in de familie
En of deze ellende niet genoeg was voor tante Stephanie, , overleed haar zoon Georges Casier.
Dit was op 30 oktober 1918 te Wondelgem.
De aangifte gebeurt door Louise Bogaert en Ivo Vandenabeele op 31 oktober 1918. Ze verklaren dat gisteren om vier uur in de namiddag Georges Camile Casier is overleden in het huis van zijn moeder Stephanie Marie De wilde, aan de Meirestraat te Wondelgem. Hij is 9 jaar geworden en overleden ten gevolge van de griep.
Maar veel tijd om te treuren was er niet.
Voor de zoveelste keer moesten we vluchten.
Route Wondelgem, Kapiteinstraat naar Lovendegem : 10 km |
In Lovendegem hadden de Duitsers zwaar gevochten de afgelopen twee weken maar op de avond van Allerheiligen trokken ze weg. Ze hadden er veel leegstaande huizen vernield.
De 2 november kwam het Belgisch leger aan in Lovendegem.
Wij konden eerst verblijven op een kleine boerderij. De zoon was bij het Belgisch Leger. Hij kwam terug thuis. Er werd gefeest.
Omdat er daar weinig plaats was voor zoveel mensen gingen we in hetzelfde dorp in een bakkerij wonen. Die stond leeg nadat de bewoners gevlucht waren voor de Duitsers. We bleven daar één week.
"In de nacht van 10 op 11 november hoorden we opeens niets meer. Het was zo stil als in een graf tot we om vier uur 's morgens de mensen hoorden zingen : het was de Brabançonne.
De oorlog was gedaan.
Wij waren allen zinneloos van blijdschap en wij begonnen samen te dansen en te springen... we waren uitgelaten."
Op 11 november, de bevrijding, gingen we terug naar het kasteel. De voormuur was beschoten. De kamer van tante Prudence en nonkel Henry lag in puin.
Tante Stefanie wilde niet langer op het kasteel blijven en van zodra het spoorverkeer mogelijk was, is ze vertrokken. Dat was eind november 1918. Ze vertrok met de trein via Eeklo en Brugge naar Handzame.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten